Tijdens de chaotische laatste weken van de Vietnamoorlog nadert het communistische Noord-Vietnamese leger Saigon, terwijl het paniekerige Zuid-Vietnamese volk wanhopig probeert te ontsnappen. In deze tijd van intense turbulentie bezuinigt de nieuw gekozen Democratische oppositie, die een meerderheid in het Congres vormt, op de militaire financiering, waardoor de onmiddellijke terugtrekking van Amerikaanse troepen wordt afgedwongen, terwijl de leiders van de noordelijke Vietcong openlijk het Akkoord van Parijs tarten. Ter plaatse worden Amerikaanse soldaten en diplomaten geconfronteerd met een schrijnend moreel dilemma: het gehoorzamen aan de bevelen van het Witte Huis om alleen Amerikaanse burgers te evacueren, terwijl een geallieerde natie die op de rand van de afgrond staat wanhopig om hulp schreeuwt.